Leiden krijgt op 14 april een nieuwe stadsdichter, vijf kandidaten zijn nog in de race, ieder met een eigen stijl, stem en verhaal. In deze reeks maken we kennis met de genomineerden. Wat bracht hen tot de poëzie? En wat maakt dit genre zo bijzonder voor hen?
Één van die vijf is Jaap van Lakerveld, onderwijskundige, psycholoog en bovenal – in zijn eigen woorden – een “ambachtelijke dichter”. Het dichten zit diep in zijn vezels, al begon het allemaal met de sinterklaasrijmpjes van zijn vader. “Die kon geweldige gedichten schrijven”, vertelt Van Lakerveld. “Omdat hij er zo goed in was, heb ik het lange tijd juist niet gedaan. Ik dacht: daar kan ik toch niet aan tippen”.
Toch begon hij in zijn studententijd voorzichtig met schrijven. Op feestjes was hij vaak degene die zelfgemaakte liedjes zong. “Mensen zeiden toen: je moet dat insturen naar een literair tijdschrift. Dat deed ik – en het werd meteen geplaatst”.
Tussen cabaret en pen
Poëzie bleef hem vergezellen, ook in zijn eigen gemaakte cabaretvoorstellingen. Toch merkte hij dat niet het optreden, maar het schrijven zijn hart had. “Na één keer opvoeren, wilde ik alweer aan een nieuwe tekst beginnen”.
Het stadsdichterschap kwam op zijn pad dankzij een tip van een ander. “Iemand zei: jij moet je daarvoor aanmelden. En ik dacht: waarom niet?” Inmiddels behoort hij tot de laatste vijf. “Bijzonder dat ik van de 27 kandidaten bij die laatste groep zit”.
Poëzie als levenshouding
Voor van Lakerveld is poëzie meer dan een kunstvorm; het is een manier van leven. “Je loopt rond en vraagt je voortdurend af of ergens een gedicht in zit. Dat maakt je tot een buitenstaander, een observator. Maar dat bevalt me wel. Het is een bewuste manier van zijn”.
Toch is hij zeker niet alleen een diepzinnige dichter. “Soms schrijf ik gewoon ‘flauwekeul’”, lacht hij. “Een beetje nonsensepoëzie – puur om mensen te laten glimlachen”. Want ook dat doet hem goed. “Met zo weinig mogelijk woorden een boodschap overbrengen, daar zit iets moois in. En soms lijkt een gedicht zichzelf te schrijven. Dan denk ik: heb ik dit echt zelf gemaakt?”
Jaap van Lakerveld draagt één van zijn gedichten voor.
De Leidse bodem als inspiratiebron
Eén van de opdrachten voor het stadsdichterschap was het schrijven van een gedicht over de Leidse bodem. Van Lakerveld bedacht meerdere invalshoeken. “De bodem heeft een zichtbare en een verborgen kant. Wat leeft er onder de grond dat we niet zien? Maar ook: de Leidse bodem als voedingsbodem voor cultuur en kunstenaars. Het verbindt ons”.
Leiden voelt voor Van Lakerveld als de ideale plek om te dichten. “Alleen al de straatnamen en steegjes – daar zit zoveel poëzie in”. Hij lacht: “Ik zou het moeilijker vinden om stadsdichter van Pijnacker te zijn”.
Toegankelijke poëzie voor iedereen
Het stadsdichterschap spreekt hem aan, juist omdat het toegankelijk moet zijn. “Je schrijft niet voor een literair eliteclubje, maar voor de hele stad. Het moet helder, transparant en begrijpelijk zijn”.
Dat toegankelijkheid hem aan het hart gaat, blijkt ook uit zijn persoonlijke projecten. Voor elk levensjaar van zijn drie kinderen maakte hij een dichtbundeltje. “Ze hebben er alle drie nu negentien”, zegt hij trots. “En ze citeren er soms nog uit”.
Van nieuwsgierigheid tot journalistieke poëzie
Wat hem ook typeert: zijn brede interesse. “Bijna alles wordt interessant als je je er echt in verdiept. Meestal werkt het niet andersom”.
Tot slot heeft hij een duidelijke visie op zijn rol als dichter. “Je moet geen onzin schrijven. Je baseert je op feiten – een soort journalistiek. Ik wil niet dat mensen mijn gedichten lezen en denken: waar gáát dit over?” Hij beschouwt zichzelf dan ook liever als tekstdichter dan als abstracte poëet. “Mijn stijl is traditioneel: het rijmt, het heeft ritme. En dat past bij mij”.
Dichter Jaap van Lakerveld bezig met schrijven van gedichten. (Foto: Janna Verwer)
Cultuur Leiden
Telefoon Redactie
071 - 5425160