We kennen inmiddels allemaal wel de Franse bakker, of de Turkse bakker. Maar een Friese bakker? Ja, in Friesland. Maar ook in Leiden zit er eentje. En die bestaat zelfs al ruim honderd jaar. Wat moeten die Leidse glibbers met oranjekoek en sûkerbôle?
Nee, eigenaar Rob van der Geest (56) is geen Fries. Geboren in Leiden, opgegroeid in Rijpwetering. Hij deed de detailhandelsschool en wist eigenlijk totaal niet wat hij wilde. Hoewel, hij had een bijbaantje bij de fameuze bakkerij De Wit in Leiden. “Dat was echt een begrip.”
Uiteindelijk deed hij de bakkersschool in Wageningen. Hij maakte de opleiding af en belandde tussendoor nog in een bakkerij in Amerika. Hij kwam na een paar jaar terug in Nederland en moest toen nog in militaire dienst, 24 jaar oud. En dan vraagt een Friese bakker in Leiden, aan de Groenhazengracht om de hoek van het Rapenburg, of hij daar komt werken. Friese bakker? Van der Geest: “De oorspronkelijke bakkerij is geopend rond 1920. Die man heette Zwerver en kwam echt uit Friesland. Hij werd altijd ‘de Fries’ genoemd.”
Deze Zwerver maakte ook wat streekproducten zoals suikerbrood en Friese poffen. “En die zijn altijd in het assortiment gebleven.” Toen er een andere eigenaar kwam, bleef de zaak in de volksmond nog altijd ‘Het Friese bakkertje’ heten.
Waarom heet de zaak Ús Bertus?
Dus ook toen het bakkerij Streng werd, en toen de winkel een paar jaar door Christiaan de Wit werd overgenomen. “Daarna kwam bakkerij Van Winkel erin. Die verkocht de zaak na twee jaar aan mij.”
Van Winkel zijn voornaam was Bertho en daaraan dankt de zaak zijn naam. “Ús Bertus heeft hij ervan gemaakt. Onze Bertus.” En die naam lokt heel veel Friezen naar zijn winkel. Net als de vlaggen die buiten hangen. “Dat werkt voor een Fries echt als een rode lap op een stier. Dan komen ze hier en beginnen ze Fries te praten. Maar mijn personeel spreekt dat maar een paar woordjes, verder niet. Dan zijn die Friezen echt geïrriteerd dat we hun taal niet spreken”, lacht Rob. Zelf komt hij ook niet ver in die mooie taal.
En toch is Rob hard op weg om de langst zittende Friese bakker te worden. Of hij zich verdiept heeft in de Friese bakkunst? “Nou, ik heb nog wel een paar recepturen liggen van de vorige eigenaren.”
Beste suikerbrood komt niet uit Friesland?
De laatste veertig jaar is daar niet veel aan veranderd, zegt Rob. “Vroeger ging ik ook nog wel eens een weekendje naar Friesland, maar ook daar zie je tegenwoordig steeds meer eenheidsworst. Ik dacht: ik maak beter suikerbrood dan jullie hier.”
De traditionele Friese streekproducten zijn ook echt de hardlopers in zijn zaak. “Dúmkes, suikerbrood, poffen en oranjekoek. Maar die laatste maak ik alleen op bestelling. Grappig, als ik hem in de winkel leg, dan loopt het niet. Maar hij wordt wel massaal besteld.”
Het is hard werken voor de bakker. “Ik maak wel meer uren dan vroeger ja, dat klopt. Soms werk ik zes dagen per week omdat er geen mensen te vinden zijn. En de maatschappij is ook veranderd. Sinds corona is het drukker. Mensen wilden toen naar buiten, wij waren open. En sindsdien blijven ze komen. Ze hebben ons ontdekt.”
De een zijn dood is de ander zijn (suiker)brood, zo blijkt. ‘Er zijn ook wat ambachtelijke bakkers gestopt, zoals Raaphorst. En het Leidse filiaal van Bakkerij Verhoog is dicht. Dat merken wij hier gewoon best wel.’ Gaan die klanten dan niet naar de supermarkt? ‘Nee. Als je eenmaal ambachtelijke producten gewend bent, is er geen weg meer terug’, zegt Rob resoluut.
Dikke dúmke
Wel vielen in coronatijd zijn horecaklanten weg. “Annie’s heb ik aangehouden, dat is zo’n leuke zaak. Maar veel anderen ben ik kwijt. Ik moest altijd specifieke dingen voor hen maken, dus het kwam eigenlijk wel goed uit. Nu heb ik mijn handen vrij om meer te focussen op mijn eigen brood.” Toch staat de innovatie de laatste tijd een beetje stil. “Ja, ik heb altijd wel een dikke duim waar ik producten uit zuig, maar de laatste tijd kom ik daar niet aan toe door de drukte, jammer hoor.”
Behalve corona was er nog een belangrijk moment in zijn zakelijk bestaan: de kredietcrisis van 2013. Een goed moment om een filiaal te openen, dacht Rob. En dat deed hij, aan de Doezastraat. “Dat is een fantastische zet geweest, want de zaak loopt als een tierelier.”
De twee winkels hebben elk een eigen karakter, vertelt Rob. “Ja, we hebben twee verschillende groepen klanten. Daar verkoop ik vooral brood, voor mensen die het meenemen naar hun werk of aan hun kinderen geven.”
Hongerige studenten
Op de Groenhazengracht, waar de relatief kleine bakkerij achter de winkel zit, gaat het vooral om belegde broodjes. “En stukswerk, zoals saucijzenbroodjes en kaascroissants.” Daar, om de hoek van de Universiteit Leiden, trekt hij vooral studenten. “Zonder hen red ik het echt niet”, zegt hij. En dat blijkt, want voor de deur vormt zich inmiddels een rij van academici met rammelende magen.
Hoeveel Friezen zijn er in Leiden?
Op die vraag is lastig antwoord te krijgen. “We houden niet specifiek bij hoeveel inwoners van Leiden afkomstig zijn uit Friesland. We kunnen daarom helaas geen aantallen of schattingen geven”, laat de gemeente ons desgevraagd weten. Ze verwijst ons door naar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Daar hebben ze wel wat cijfers. Hoewel: “Over hoeveel Friezen of inwoners met een Friese achtergrond in de gemeente Leiden wonen, hebben wij geen informatie”, schrijft hun woordvoerder.
Wel stuurt hij ons een aantal tabellen, waaruit we zelf met onze rekenmachine in de hand destilleren dat er tussen 2011 en 2023 gemiddeld 81 mensen per jaar vanuit Friesland naar Leiden verhuisden. Het is aanpoten voor Rob. Werkte hij voorheen vooral overdag, tegenwoordig draait hij ook weer ’s nachts mee in de bakkerij ‘met de jongens’, zoals hij dat noemt. “Dat heb ik een paar jaar niet gedaan, dat was dom.”
“Op deze manier kan ik nog eens iemand vrij gegeven, dat vind ik heel belangrijk. En we houden de neuzen dezelfde kant op, hierdoor zijn we veel meer een team geworden. Mijn personeel wordt ook ouder. Het is een fysiek zwaar vak, dus ik moet zuinig op ze zijn.”
Daarover gesproken, hij is zelf natuurlijk ook de jongste niet meer. Hoe is het met zijn opvolging? “Die heb ik niet, ik ga door tot ik erbij neerval”, klinkt het met een brede glimlach. Toch lijkt er ook een serieuze ondertoon in te zitten.
Nog geen plan voor de toekomst
“Rond mijn zestigste wil ik eens op zoek gaan naar een opvolger of de zaak in de etalage zetten. Ik zie dat als een traject van een paar jaar. Lastig, want banken willen meestal niet meer financieren. Dus ik heb geen idee hoe de toekomst eruitziet.”
En als hij ooit stopt, wat dan? “Dan ga ik een half jaartje niks doen. En dan gaat het vast wel weer kriebelen. Maar ik heb nog geen idee wat ik dan ga doen. Ik heb gelukkig nog tijd genoeg om erover na te denken.”
Telefoon Redactie
071 - 5425160